Dormi Fili

Historische bronnen verklaren dat het een van de vroegste gedichten is uit de christelijke jaartelling. De allereerste versie duikt op in de ‘Lauda Spirituale Venezia’ van 1563. Niettegenstaande de tekst niet uit de klassieke oudheid stamt, vormt het een soort mijlpaal in de geschiedenis van de poëzie. Hij is geschreven in de persoon van de Maagd Maria, en werd in vervlogen dagen verondersteld daadwerkelijk door haar te zijn gezongen.
In de versregels worden verschillende beelden gekarakteriseerd. De begin- en slotregels hebben een concretiserende waarde: de moeder zingt een wiegelied voor haar eniggeborene. Het tweede beeld wordt gevormd door de vader die de naam uitroept van de kleine boreling en schreeuwt: ‘Duizenden lofzangen zingen wij voor jou!’ Het lied sluit af met het  wiegend karakter van de moeder die haar zoete baby in slaap sust.
Tas creëert tonaal-gerichte atmosferische vlakken om het warme, rustige karakter en de onmetelijke vreugde uit te drukken. Melodie en harmonie worden getransformeerd volgens de tekst. De heel eenvoudige tekst wordt in een bijzondere en intieme sfeer weergegeven, waardoor het zowel charmant als dankbaar is om hem te zingen.
Het werk werd in opdracht gecomponeerd voor de viering van het dertigjarig bestaan van het kamerkoor Incantatio o.l.v. Jos Venken. Op deze verjaardag willen zij hulde brengen aan de figuur van Maria, als de verpersoonlijking van al het goede en het mooie op aarde, zoals wij dat beleefd hebben bij onze eigen moeder.